geschiedenis brouwen
In de oude wereld (ca. 5000 v.c.) werd er al een soort bier gebrouwen van half gaar gebakken broden en kruiden. Door natuurlijke gisting werd dit een drank. Er zijn zelfs kleitabletten gevonden met daarop wetten voor bier, en er was zelfs een hiëroglief voor ‘bier’. De Egyptenaren voegden dadels aan het bier toe om het sterker en wijnachtiger te maken. Wellicht dat de smaak er dan ook op vooruit ging.
Later kwam wijn in opmars en raakte bier in de vergetelheid. De Germanen in West-Europa en Noormannen uit Denemarken bleven brouwen en zouden deze huisvlijt over Noord- en West Europa verspreiden.
In de Middeleeuwen werd het bier voornamelijk in abdijen, proosdijen, kloosters en op grote landgoederen gebrouwen. Het waren meestal vrouwen en paters die bier brouwden. Het bier werd tot de 14e eeuw gebrouwen met gruit i.p.v. hop. Vanaf de 14e eeuw kwamen er brouwerijen in steden en werd er bier verhandeld. Vooral vanuit Engeland en de Hanzesteden. Vanaf die tijd liep de wijnimport sterk terug in het voordeel van het bier.
Toendertijd was bier een algemene drank. Het was gezond om bier te drinken omdat het water in die tijd oorzaak van vele ziekten was.
Aan het eind van de 16e eeuw werd brouwen steeds meer een ambacht en verdween door wet- en regelgeving (belastingen) het thuisbrouwen. Alleen op het platteland werd door de boerenvrouwen nog gebrouwen. Zij mochten dit echter niet verhandelen en alleen in huiselijke kring schenken. Vanaf de 17e eeuw was in Nederland het bierbrouwen alleen toegestaan door leden van het brouwgilde. In die tijd waren er vele bierbrouwerijen in de steden. Sommige steden kenden wel meer dan 100 brouwerijen om aan de grote vraag van het bier te voldoen. Men dronk immers ongeveer 1 liter bier per persoon (ook kinderen) per dag. Dit bleef zo totdat koffie en thee voor de grote massa betaalbaar werd.
De smaak van het bier was tot aan de eerste helft van de 19e eeuw niet te vergelijken met de smaken zoals we die nu kennen. Het bier was vrij slap van smaak en waarschijnlijk zurig. Dikwijls werd er van het graan eerst een sterk bier gebrouwen (avondbier) daarna volgde van hetzelfde graan een slapper aftreksel (ochtendbier). De industriële revolutie in combinatie met wetenschappelijke uitvindingen, zorgde voor een kentering.
Aan het begin van de twintigste eeuw waren er iets meer dan 450 brouwerijen in Nederland. Dit was ongeveer 1 brouwerij op 11.000 Nederlanders. Door tussenkomst van de eerste wereldoorlog was dit aantal in 1920 gehalveerd oa. door gebrek aan grondstoffen en de bierconsumptie (1 brouwerij op ca. 28.000 Nederlanders). De grote vraag naar pilsener die daarop volgde was voor veel lokale brouwerijen de doodsteek. Men kon niet investeren in dure koelinstallaties en het productieproces omdat de afname te 'klein' was voor de (vaak) lokale markt. Dit resulteerde in nog meer faillissementen en voordat de tweede wereldoorlog uitbrak was het aantal brouwerijen in Nederland al verminderd tot honderd stuks. (1 brouwerij op 88.000 Nederlanders). De steeds beter wordende wegen en vervoersmogelijkheden en de verkregen Marshallhulp zorgde ervoor dat inmiddels grotere brouwerijen in de grote steden hun afname konden expanderen. De vraag naar pils bleef echter na de tweede wereldoorlog tot de economische vooruitgang in de jaren zestig achter t.o.v. de bevolkingsgroei. Hierdoor waren er in die tijd nog maar veertig brouwerijen in Nederland over. Dit was 1 brouwerij op 285.000 Nederlanders.
In de winkels en de horeca in Nederland was het enige bier dat aandacht kreeg pils. Reclame van bier in kranten, op stations en andere media was uitsluitend gericht op pils. Hierdoor steeg de pilsconsumptie weer, maar voor veel brouwerijen die de slimme marketing van de grote brouwers niet konden volgen, was het einde nabij. In 1980 was het dieptepunt bereikt. Nederland telde nog maar 21 brouwerijen op veertien miljoen inwoners (1 brouwerij op 650.000 inwoners).
Het was een klein clubje mensen dat speciaal bier, waarvan de meeste Belgische bierstijlen, kon waarderen. Toch werd halverweg de tachtiger jaren van de vorige eeuw deze groep gestaag groter. Mede doordat reizen mensen lieten kennismaken met andere (bier)culturen en smaken, de Nederlanders er financieel op vooruit gingen en de regelgeving binnen de EEG eenvoudiger werd, kwam de import goed op gang. Amateurbrouwers zagen een markt ontstaan en gingen hun bierrecepten vercommercialiseren. Kleine brouwerijen ontstonden en werden iets groter. De wereldhandel en afspraken met mouterijen werden steeds concreter en er ging een ware revolutie ontstaan in pilsland Nederland. Het aantal brouwerijen in 2011 was al gegroeid naar 150 stuks en was drie jaar later verdubbeld. Drie jaar later was deze weer verdubbeld.
Mede door de coronaperiode (2020 - 2022) waarin men meer gedwongen thuis moest zijn, steeg de consumptie van speciaalbier. Ook gingen meer mensen zich toeleggen op het zelf brouwen van bier of het opstarten van een eigen brouwerij. Inmiddels zijn er anno 2023 ruim negenhonderd brouwerijen (waaronder brouwerijhuurders, brouwerijverhuurders en workshopbrouwerijen) actief.
Huisbrouwerij d’n Heerlickheyd brouwt sinds 1992 bier als vrijetijd besteding en voor eigen consumptie. Door werk, gezin en sociale verplichtingen kwam dit onder druk te staan maar vanaf 2017 zijn we weer volop actief als amateurbrouwer. Hoewel we een vast assortiment kennen, zijn deze bieren per brouw altijd iets anders. Dit komt omdat bier een natuurproduct is en wij niet de wetenschappelijke mogelijkheden hebben die grote brouwers wel hebben. De gerst en de hop is per oogst anders evenals de temperatuur waarop wij vergisten. Wij zijn amateur brouwers en bezitten geen ultiem gecontroleerde omgeving zoals professionele brouwers. Dat maakt ons bier steeds anders en uniek !